Home
De koning en de pompelmoes<BR>Annie M.G. Schmidt titel: De koning en de pompelmoes
dichter: Annie M.G. Schmidt

De koning bulderde tot zijn lakei:
De pompelmoes is er vandaag wéér niet bij!
Ik zie, mijne heren,
allenig maar peren
en kale meloenen
en zure citroenen,
maar waar, o, waar voor de drommel en droes,
waar blijft mijn geliefkoosde pompelmoes?

Jij staat maar te gapen, jij kok van Janpét!
En jij, Simon Hofnar, ga liever naar bed!
Dat zit maar te klessen
en mij gaf je bessen,
en nare frambozen,
het is om te blozen!
En waar, o, waar, ellendig gespuis,
waar vind ik mijn pompelmoes hier in dit huis?

De hofdame sprak onder brandende tranen:
Maar sire, er zijn toch nog rijpe bananen?
En om u te dienen
ook appelesienen
en sappige vijgen,
die kunt u toch krijgen?
Neen, brulde de koning toen, duizendmaal neen!
Vlieg op, jij! Mijn pompelmoes wil ik alleen.

Toen gingen ze allemaal koortsachtig zoeken,
ze zochten in gaten, ze zochten in hoeken,
ze zochten in 't koninklijk slot met z'n allen,
ze zochten tot zelfs in de varkenstallen.
Er was één klein jochie, dat was een koksmaatje,
die ging 's de tuin in en liep op een paadje.
Hij liep maar te kijken, totdat hij iets vond:
Een pompelmoes was het, die lag op de grond.
Hij riep: Alle spinnen!
en rende naar binnen,
't was niet te geloven
hij holde naar boven,
en schreeuwde: O, sire,
om u te plezieren
breng ik u een pompelmoes, sappig en geel...
De koning zei enkel maar: Dat is fideel!

Toen vierden ze feest en dat wás me een feest!
En het koksmaatje at nog het allermeest.